vrijdag 17 november 2017

Camera Obscura...een update.

Dankzij een 'ver weg' van Ganzewinkel, Annemieke, fervent volgster van dit blog, en enig deductie-werk van de kant van uw genealoog zijn we weer wat wijzer geworden. Het gaat weer om de priesterwijding van Petrus van Ganzewinkel. Er kunnen weer enkele namen worden toegevoegd. 


De zittende rij betreft het gezin van Johannes van Ganzewinkel (geboren 04-02-1869, overleden op 06-09-1923 te Gemert) en Hendrica (Drieka) Jonckers [4]. Jan en Drieka trouwden op 3 februari 1896 in Gemert en kregen 9 kinderen. Ten tijde van de foto, in de zomer van 1931, waren zoons Petrus (geboren op 14-07-1898 in Gemert, overleden op 02-05-1904 in Gemert, 5 jaar oud), Petrus Maria (geboren op 30-05-1904 in Gemert, overleden op 14-02-1905 in Gemert, 8 maanden oud), Marinus Antonius (geboren op 20-09-1907 in Gemert, overleden op 29-07-1929 in Gemert, 21 jaar oud) en dochter Maria (geboren op 02-01-1900 in Gemert, overleden op 04-05-1904 in Gemert, 4 jaar oud) al overleden. Trieste gebeurtenissen dus, in een jaar tijd overleden er 3 kinderen in dit gezin. 
Moeder Hendrica Jonckers zou enkele maanden na deze opname, op 12 december 1931 overlijden.

Op de eerste zittende rij vinden we Wilhelmina van Ganzewinkel-van de Laar [1] en Henricus (Harry) van Ganzewinkel [2]. Henricus van Ganzewinkel, geboren op 10-01-1897 in Gemert, overleed op 01-09-1983 in Gemert, 86 jaar oud. Henricus trouwde, 25 jaar oud, op 12-01-1922 in Gemert met Wilhelmina van de Laar. Wilhelmina werd geboren op 02-01-1899 in Gemert, als dochter van Theodorus van de Laar en Nicolasina Bolwerk. Wilhelmina is overleden in 1952. Harry en Wilhelmina kregen 9 kinderen, waarvan er 3 oud genoeg waren om de priesterwijding mee te maken én fotogeniek genoeg werden bevonden. Het gaat om Hendrika (Riek) [5] van Ganzewinkel, geboren op 23-06-1922 in Gemert. Haar jongere broer Johannes Theodorus (Jan) van Ganzewinkel [3] werd geboren op 02-11-1923 in Gemert. Na Johannes werd Theodorus geboren in dit gezin, maar deze jongeman overleed net na zijn eerste verjaardag in 1926. Dochter Theodora van Ganzewinkel [7], geboren op 17-03-1926 in Gemert geeft wel acte de presence. Zoons Nicolaas Petrus (welke zijn nageslacht liet opgroeien in Canada), Adrianus Maria en Petrus Antonius staan niet op deze foto. Petrus Antonius werd geboren in 1931, maar of Wilhelmina op de foto nog zwanger is valt niet vast te stellen gezien de alles verhullende kledij.
Het feestvarken zelf, Petrus [6], zit naast zijn moeder. Daarnaast vinden we Johannes Fransiscus (Jan) van Ganzewinkel [8], geboren op 06-04-1910. Jan trouwde op  06-08-1934 met Maria Theodora van Doorn uit, en in Veghel. Naast Jan zit jongere zus Elisabeth [9], die op 29-09-1931 in Gemert trouwde met Johannes Janssen uit Boekel.
De op één na laatste zittende persoon, en zoon uit het gezin van Johannes van Ganzewinkel en Hendrica Jonckers, is Martinus Bertrandus [10], geboren op 05-07-1912 in Gemert, die zich zou ontwikkelen tot Zeelands bekendste kapper.


Wat wisten we al: 
Hendrika (Drieka) Scheepers- van Ganzewinkel [13]
Miet van den Eynde [14]
Laurentius van Ganzewinkel [28]
Johanna Maria van Ganzewinkel-van de Burgt, vrouw van Lau [29] 
Johannes Scheepers (echtgenoot van Hendrica van Ganzewinkel) [37]
Norbertus Heesakkers (echtgenoot van Maria Johanna Van Ganzewinkel) [38]

donderdag 16 november 2017

Uit d'Oude Doosch...


Gimmert, RK Jongensschool St Jan Baptist de la Salle (beter bekend als Komschool). Het is 1950 of 1951. Gerrit van Ganzewinkel, zoon van Laurentius. Onderste rij, tweede van links. Onmiskenbaar, niks veranderd.

maandag 13 november 2017

Camera Obscura



Bovenstaande foto is al enkele keren voorbijgekomen. Vandaag is boven tafel gekomen wanneer en bij welke gelegenheid de foto is genomen. Het gaat om de priesterwijding van Petrus (Piet) van Ganzewinkel (nr 6 op de foto), in 1931. Bron: Gemerts Heem, nummer 1, lente 2013, blz 16.

donderdag 9 november 2017

Over goed snoepgoed...soms hedder tebak van.

De tak van de van Ganze(n)winkels die in Aarle Rixtel neerstreek is vooral bekend van snoepgoed. Goed snoepgoed. Maar ook tabak en andere kruidenierswaren. We hebben het over het snoep- en tabakwinkeltje van Jan van Ganzenwinkel en de kruidenierszaak van zijn tante, Jaantje.
Jan van Ganzenwinkel werd geboren in 1944 als zoon van Hendricus van Ganzenwinkel. Vanaf 2-jarige leeftijd woonde hij bij zijn tante, Jaantje, die een kruidenierszaak had aan de Dorpsstraat 76. In 1966 ontmoette Jan zijn vrouw, Elly vd Heuvel. Met haar kreeg hij zijn zonen Harold (24-02-1972) en Pieter (30-11-1973). Pieter verongelukte op 18-10-1996.
In 2007 ging de snoep- en tabakwinkel op slot, maar inmiddels is winkel 'Jantje' uit de as verrezen. Ander pand, andere eigenaresse, wel met de geest van Jan, Elly en Jaantje.
Het originele pand van Jantje bestaat nog, en de kruidenierszaak van Jaantje werd Welten's Bazaar. Ook dat pand bestaat nog. Wim Daniels, linguistisch duizendpoot, schrijver en acteur uit Aarle Rixtel, schreef overigens een mooi stukske over de oorsprong van de term 'winkel'. Vaste lezers van dit blog zal de materie bekend voorkomen.




Jaantje van Ganzenwinkel

woensdag 8 november 2017

Het Mysterie van....

De Citadel in Den Bosch huisvest tegenwwordig het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC). Gisteren stuitte ik daar op stukken van de krijgsraad. Dat voorspeld weinig goeds, over het algmeen. Het gaat om Arnoldus van Ganzewinkel, geboortig van Mierlo, 27 july 1796. Zoon van Hendricus en Francijn. In de DTB boeken van Mierlo die 1796 bestrijken is deze Arnoldus niet te vinden. De enige Arnoldus die we kennen uit het laatste decennium van de 18e eeuw is geboren op 18 december 1794. Broer van, jawel, onze Willibrordus uit het leger van Napoleon. De moeder van deze Arnoldus wordt Justina, maar ook Francina genoemd....


Stamlijst Arnoldus van Ganzewinkel, Den Bosch, 2 augustus 1814

De Arnoldus waar de stukken van de krijgsraad over handelen stond terecht vanwege desertie. De stukken verdienen nog een grondige analyse, maar zekerheid over de identiteit van Arnoldus ga ik daar niet in vinden. Zeker is wél dat het weer een mooi verhaal wordt, over een als losbandig persoon bekend staande van Ganzewinkel, die uiteindelijk scheeps ging en mogelijk met de Oosterzon naar Batavia is vertrokken...wordt vervolgd.


dinsdag 7 november 2017

De Dienst...

We schreven al eerder over Willebrordus van Gansewinkel. Op basis van zijn personeelsdossier, waarvan via een briefwisseling met het Service Historique de la Défense van het Ministère des Armées du République Française een kopie werd verkregen kunnen we de laatste stukjes aan de puzzel van deze Mierlose soldaat toevoegen. 


Geboorte en in dienst treding




Doopakte Willebrordus van Gansewinkel, 9 november 1788

Willebrordus van Ganzenwinkel, gedoopt op 09-11-1788 [1], zoon van Hendricus van Gansewinkel en Justina Joosten, trad op 22 november 1811 aan in de gelederen van het leger van Napoleon. Dat deed hij als zogenaamd remplaçant. Een remplaçant was een plaatsvervanger voor een conscrit (dienstplichtige) die grof geld over had voor het afkopen van de dienstplicht. Deze dienstplichtige was Gerardus Baselmans. De akte werd opgemaakt bij notaris Jan de Witt, op 30 oktober 1811 in Eindhoven. 



Voorblad akte nr 78, Notaris Jan de Witt, 30 november 1811

De volledige tekst luidde [4]:

"Contract concernant la consription, et remplacement, entre Guilliaume van Gansewinkel, et Gerard Baselmans. Eindhoven 30 octobre 1811"

"Compareerden voor mij Jan de Witt, Notaris residerende te Eindhoven, hoofdplaats van het derde arrondissement, Departement van de monden van den Rhin (ed. we schrijven de Franse tijd, en Eindhoven behoorde tot het departement Bouches du Rhin - monden van de Rijn-), in presentie der nagenoemde getuigen.

Wilhelmus (ed. Willebrordus wordt in deze akte Wilhelmus genoemd) van Gansewinkel, meerderjarigen Jongman, gebooren te Mierlo, en woonende te Helmond, Canton van Helmond, ter eene, en Gerardus Baselmans, meerderjaarigen jongman, gebooren en woonende te Blaarthem, Canton van Eindhoven ter andere zijde, de welke verklaarden, met elkander te hebben aangegaan het navolgende contract.


Art 1

Gezegde Wilhelmus van Gansewinkel, beloofd en verbind zich, om in alle deelen, als een man van eer zich te gedragen in het representeeren, en remplaceren van den persoon van gemelden Gerardus Baselmans, als ingevalle conscrit in deezen jaar 1800, en elf, zich te onderwerpen aan alle wetten der conscriptie, en den dinst niet te verlaten, zonder alvoorens, eene behoorlijke paspoort te hebben bekomen.


Art 2

Gezegde Gerardus Baselmans belooft, en verbind zich om daadelijk bij het marcheren van  gemelde Wilhelmus van Gansewinkel te betalen twee honderd guldens Hollands geld, met verdere belofte, en verbintenisse, om na het bekoomen van behoorlijke paspoort, of twee jaaren gediend hebbende, aan den zelven al nog te betalen, en uyt te keeren, eene somme van eenduizend en ses honderd guldens Holaands geld, van welke somme jaarlijks den intrest zal worde betaald ad vier guldens per cent aan Wilhelmus van Gansewinkel.


Art 3

Is tusschen de contractanten bepaald, en gestipuleerd, dat soo, wanneer den gemelde Wilhelmus van Gansewinkel, voor de vervulling van twee jaaren dienst mogte komen te overlijden, den voornoemde somme van eenduizend ses honderd guldens, als dan zullen moeten worden voldaan, en beptaald, met den intrest van dien, aan den selfs vader Hendricus van Gansewinkel, landbouwman woonende te Mierlo, Canton van Helmond.


Art 4

In geval gemelde Wilhelmus van Gansewinkel, tegen alle verwagting zijne adelaar zoude komen te verlaten (ed. deserteren), of in gebreken bleef op eene, of andere maniere deze verbintenisse niet na te komen, sal hij niet alleen niets meer kunnen vorderen, maar bovendien nog gehouden zijn, de door hem genooten gelden met de schade, en intresten van dien te restitueren. 


Art 5

Bij aldien gemelde Wilhelmus van Gansewinkel voor zijn privé in den dienst, hetzij voor de conscripte, of reserve, mogte te worden opgeroepen, zullen de gemelde somme van eenduizend, en ses honderd guldens door Gerardus Baselmans niet behoeven worden betaald.

Tot nakoming van voornoemd contract verklaarden zij comparanten te verbinden hunne personnen en goederen, zoals na rechten.
Van welk contract aan parthijen behoorlijke voorleezing is gedaan.
Aldus gedaan te Eindhoven ten woonhuyzen van den ondergeteekende Notaris, den dertigsten october 1800, en elf, in presentie van Cornelis Rijkzen, chirurgijn, en Jan van Luijtelaar, knoopmaker woonende te Eindhoven, als getuigen hiertoe versogd.




Ondertekening akte door Gerardus Baselmans, Jan de Witt en de getuigen

Kennelijk werd Willibrordus niet in eigen persoon opgeroepen voor de dienst, zoals gezegd meldde hij zich aan het eind van 1811 in het leger van Napoleon. Ook dit feit werd vastgelegd in een dossier. 




Personeelsdossier Willebrordus, code GR 22 Yc 235.

Bij zijn aantreden was Willebrordus 1.75 mtr groot [3]. Willebrordus werd ingedeeld in het 33e regiment, 5e bataljon, 4e compagnie lichte infanterie. Het regiment werd geleid door kolonel H. de Marguerye en groot-majoor H.P. Everts [2]. Het 5e bataljon stond onder leiding van Majoor P.A. (Paulus Anne) van Beresteyn, de directe leiding van de 4e compagnie berustte bij 2e luitenant P. Rouet [2]. Na zijn in dienst treding zal Willebrordus naar Stettin zijn getrokken, waar het regiment vanaf 17 oktober 1811 op last van Napoleon verbleef. In het verloop van de tijd diende Willebrordus ook in het 3e bataljon, 4e compagnie [3]. 



Voorbereidingen op de veldtocht


Het regiment verbleef 5 maanden in Stettin, een tijd die vooral werd gebruikt voor gevechtsoefeningen [2]. Op 7 maart 1812 marcheerde het regiment naar Kustrin, en na een verblijf van 3 weken trok men verder naar Posen, Bromberg, Konigsdorf en Marienburg aan de Weichsel [2]. In deze streken heersten erbarmelijke hygiënische omstandigheden en veel soldaten werden besmet met ongedierte en huidziekten [2]. Het dagrantsoen bestond in theorie uit 875 gram brood, 62.5 gram rijst of 125 gram groenten, 312.5 gram vleesch (het is mij een raadsel hoe dat zo nauwkeurig in het veld werd afgemeten), 1 fles wijn óf bier, 2 glazen brandewijn en minstens 3 x per week versch vleesch. In het verre oosten van Duitsland was er echter onvoldoende voorraad om in dit verplichte rantsoen te kunnen voorzien. Dat lijkt mij maar goed ook, want in het licht van het (sterk alcoholische) rantsoen bezien is het eigenlijk logisch dat de troepen zich niet voorbeeldig hebben gedragen. In Marienburg was het regiment betrokken bij het versterken van de stad, waarvoor dagelijks 500 man werden geleverd. Na 3 weken trok het regiment verder naar Gumbinnen, een afstand van ongeveer 250 km, alwaar het werd samengevoegd met het Ie legerkorps. Dit korps omvatte zo'n 70.000 manschappen. Op 23 juni kwam het Ie legerkorps, incluis het 33e regiment aan bij Kowno aan de Niemen. De verf op de drie pontonbruggen die moesten dienen voor de oversteek van de rivier de Niemen moet nog nat zijn geweest als op 24 juni het 33e begint aan zijn dramatische veldtocht op Russisch grondgebied. We hebben geen flauw idee of Willebrordus op dat moment nog in leven was. Zijn personeelsdossier vermeld enkel dat hij 'perdu' is (vermist) tijdens de campagne van 1812, in dienst van de Grande Armée [3]. Voor de volledigheid beschrijf ik de gebeurtenissen in de rest van dat jaar, wie weet of Willebrordus erbij betrokken is geweest....De beschrijving is gebaseerd op het boek van Sabron.


Over de Niemen, de mars naar Smolensk


De Russische troepen aan de overkant van de Niemen trokken zich zonder slag te willen leveren terug naar het Oosten. De tactiek van Keizer Alexander was er op gericht om de Grande Armée ver de Russische steppen op te lokken, uit te putten en vooral gebruik te maken van zijn bondgenoot Koning Winter. 
Het 33e trok via Kowno naar Rumchicki, alwaar bivak werd gemaakt. De volgende dag werd Ymouri bereikt. Al in deze eerste dagen werd duidelijk dat de karren met voedsel het tempo van het leger nauwelijks konden bijbenen. In de dorpen die men passeerde was ook niets te vinden, want de Russen lieten niets bruikbaars achter. De wegen waren slecht, en de troepen werden afwisselend gegeseld door hitte en wolkbreuken. Op 27 juni werd Sobolichki bereikt, daarna ging het verder naar Kitovichki en Novi Troki. Wilna was niet ver meer, de stad werd op 29 juni bereikt. Het was de vijfde dag zonder brood, soldaten vielen soms in het gelid dood neer, en de ellende zal niet positief hebben bijgedragen aan het moraal. Rust werd hen niet gegund, en ondanks de alarmerende verliezen van 9,3% (doden, gewonden, achterblijvers, deserteurs) joeg Napoleon zijn Grande Armée verder naar het Oosten.




Marsroute van het 33e van 29 juni-9 juli 1812.  
Missie: voorkom de samensmelting van het Ie en IIe Russische Westerleger [2].

In een poging het samensmelten van het Ie Russische Westerleger onder Barclay en het IIe Westerleger onder Bagration te voorkomen gaf Napoleon Maarschalk Davout, die op eigen houtje al met de mars was begonnen, de opdracht op te rukken naar Bol Solecniki. Het 33e maakte deel uit van de troepenmacht van Davout, dus zetten de manschappen zich aan den Marsch (zie bovenstaande marsroute). In twee dagen tijd werd 65 kilometer afgelegd en kwamen de uitgeputte troepen aan in Konvalicki. Diezelfde nacht ging het verder naar Trabi, waar het 33e op 4 juli in de vroege ochtend arriveerde. De volgend dag trok het regiment verder naar Bogdanof, Volojin en uiteindelijk Baksti. In deze eerste dagen van juli werden schermutselingen gevoerd met Russische cavalerie-eenheden. Op 8 juli trok het 33e terug naar Volojin, en op 11 juli werd Minsk bereikt. Er ontbraken al 1000 man aan de operationele sterkte....Dit deed Maarschalk Davout, kennelijk niet op de hoogte van de ontberingen tijdens de eerste weken van de veldtocht, in blinde woede ontsteken. Het was voor hem onverteerbaar dat er zovelen in het regiment waren achtergebleven.
De troepenbewegingen hadden niet geleid tot de door Napoleon gewenste veldslag, wel was voorkomen dat de twee Russische Westerlegers zich hadden samengevoegd.
Het 33e bleef in Minsk als bezettingsmacht. Slechts het 3e bataljon (en we weten dat Willebrordus daar deel van heeft uit gemaakt) kreeg orders op te trekken naar Borisof. De mars duurde van 16-18 juli, en verliep rustig. 
Op 16 augustus marcheerde het 3e bataljon verder naar Dubrowna en Smolensko, het 2e bataljon vertrok vanuit Minsk rechtstreeks naar Smolensko. Beiden arriveerden daar op 30 of 31 augustus. Het 1e en 4e bataljon bleven voorlopig nog in Minsk. 
Smolensko was bij de intocht van de bataljons van het 33e niet meer dan een smeulende puinhoop, verlaten door de inwoners. Er had op 16 en 17 augustus een grote slag gewoed, en in de wijde omtrek was niets eetbaars meer te vinden. 

Van Smolensk naar Moskou


Men was blij op om 9 september verder te kunnen trekken richting Moskou. Onderweg kwam men enorme aantallen gewonden tegemoet die de slag bij Borodino (7 september) hadden overleefd en hoopten Smolensko te bereiken. Op 25 september was men nog slechts 8 marsuren van Moskou verwijderd, en het Russische verzet werd steeds heviger. Kleine groepen Kozakken teisterden dag en nacht de gelederen. De twee vooruitgeschoven bataljons van het 33e (Willebrordus kán er nog steeds bij zijn geweest) werden betrokken bij de beveiliging van de omgeving van kasteel Galitzine, aan de weg tussen Perkuschkowo en Koebinskoe. In die omgeving werd melding gemaakt van in eerste instantie 40 Kozakken, maar dat werden er al snel meer dan het tienvoudige. Rond 8 uur in de ochtend stonden de Franse troepen op een glooiende vlakte met een klein dorp tegenover ruim 2000 Russische ruiters. De bataljons van het 33e bezetten het dorpje zonder veel moeite, en de andere Franse eenheden maakten zich op voor een confrontatie met de Russen. De Fransen werden in de pan gehakt, ondanks een poging van het 33e om de Fransen te ontzetten. Daarna richtten de Russen zich op het 33e. Drie keer kon een aanval worden afgeslagen, maar de manschappen realiseerden zich dat ze uit het dorp weg moesten om aan totale vernietiging te voorkomen. Een nabijgelegen bos zou hen veiligheid bieden, maar dat hadden de Russen ook al begrepen, dus werd het 33e de pas afgesneden. Desondanks slaagde het 33e erin om met een onverwachte uitval van infanterie tegen cavalerie het bos te bereiken. Van daaruit kon de veiligheid van kasteel Galitzine worden bereikt. Tegenover een verlies van 25 man aan Russische kant telden men aan Frans/Nederlandse kant 202 doden en werden 195 manschappen door de Russen gevangen genomen. De resten van het 2e en 3e bataljon bereikten enkele dagen later Moskou. 


In Moskou


Ook Moskou was verlaten en stond grotendeels in brand. De hoop van Napoleon dat met het bereiken van de hoofdstad Keizer Alexander zou worden verleid tot het sluiten van vrede bleek ijdel. Daartoe gedwongen door het naderen van Koning Winter en de onmogelijkheid om zijn Grande Armée in Rusland te laten overwinteren zat er voor Napoleon niets anders op dat de hachelijke terugtocht te aanvaarden. Hachelijk, omdat er tussen Moskou en de Niemen 0 proviand te verwachten viel, de dagen korter en kouder zouden worden, de burgerbevolking weinig vriendelijk zou zijn en de Russische eenheden niet zouden nalaten daar waar mogelijk aan te vallen. 


De terugtocht


Op 18 oktober 1812 werd de terugtocht aanvaard, en vier dagen later zette de winterkou in. De troepen werden gegeseld door sneeuwstormen en aanvallen door kleine groepjes Kozakken. Men vorderde slechts langzaam, en op 23 oktober kwam de terugtocht helemaal tot stilstand toen bij Malo Jaroslawetz een hevige strijd losbarstte. 6000 Franse doden, gewonden en vermisten, terwijl de kruitdampen zich over het slagveld verspreidden. Aan Russische kant 6660 slachtoffers. Het 33e lag niet in de vuurlinie, maar werd wel geconfronteerd met de aanblik van in totaal zo'n 12.000 doden en gewonden. Het moraal werd verder de grond in geboord door de boodschap dat even verderop een enorme Russische troepenmacht de weg naar het westen versperde. Groot was de verbazing de volgende ochtend toen bleek dat die troepenmacht zich naar het zuiden had teruggetrokken. De weg naar het westen lag weer open, maar om onduidelijke redenen besloot Napoleon terug te trekken in noordelijke richting naar Mojaisk. Het 33e vormde de achterhoede van het zich terugtrekkende leger, dat naarmate de terugtocht vorderde steeds meer aanvallen kreeg te verduren.


De mars van Mojaisk naar Smolensko 


De resten van de Grande Armée bevonden zich nu op de grote weg tussen Moskou en Smolensko. Doel was om zo snel mogelijk de stad Wiasma te bereiken. De achterhoede van de uitgerekte stoet soldaten werd op 3 november van alle kanten aangevallen door Russische eenheden. Mogelijk was het 33e bij deze gevechten betrokken, maar zeker is dit niet. Wel zeker is dat er wederom duizenden doden aan beide zijden vielen. Daarnaast werden 3000 Fransen gevangen genomen. 
Het weer verslechterde, en ook overdag kwam de temperatuur niet meer boven nul. Op 7 november werd de stad Dorogobusch bereikt, en werden de overgebleven soldaten van het 33e herenigd met de resten van het 1e en 4e bataljon van het 33e. Na enkele dagen rust kon de mars in de richting van Smolensko worden hervat. Er was nog 85 kilometer te gaan. In de 4 dagen mars die volgden had men te lijden van extreme kou en honger. 'Men at het vleesch van doodgevallen paarden, die men elkander met sabel en bajonet betwistte'. Op 18 november werd Smolensko bereikt. Veel betere omstandigheden trof men daar niet. Het bleef vrijwel onmogelijk om aan voldoende proviand te komen, en in het schamele bivak ten westen van de stad vroor het zo hard dat 60 man van het 33e de eerste nacht niet overleefden. De veiligheid van de stad bleek dus betrekkelijk, en men wist dat verder westwaarts, richting Krasnoi, de Kozakken lagen te wachten. Napoleon zag in dat langer wachten en rusten in Smolensko de Russen de gelegenheid zou geven nog meer troepen te concentreren tussen Smolensk en de Niemen. Hoe langer hij zou wachten, hoe kleiner de kans om heelhuids Rusland te verlaten. Dus zette het Grande Armée zich weer krakend in beweging, en wederom behoorde het 33e tot de troepen die de achterhoede moesten beveiligen.


Van Smolensko naar Krasnoi


Napoleon geraakte met zijn Garde onder hevige beschietingen en ten koste van vele mensenlevens veilig in Krasnoi. Daar aangekomen besefte hij dat hij hulp moest bieden om te voorkomen dat de achterhoede die nog in Smolensko was op dezelfde route zou worden vernietigd. Tot verrassing van de Russen startte Napoleon op 17 november ten oosten van Krasnoi een groot offensief, om de weg voor onder andere het 33e vrij te maken. In de nacht van 16 op 17 november waren de restanten van het 33e uit Smolensko vertrokken. Niet lang na hun vertrek uit Smolenskop werden de troepen door Russische artillerie bestookt. Het 33e slaagde erin na een aanval op de Russische stellingen de kanonnen te doen terugtrekken, waardoor verder kon worden gemarcheerd naar Krasnoi. De strijd had aan 2 officieren en een 40-tal minderen het leven gekost, maar zonder verdere schermutselingen slaagde het 33e erin Krasnoi te bereiken. Daar kreeg het regiment, nog zo'n 500-600 man groot, de opdracht een bosgebied ten westen van de stad te bezetten, in afwachting van de verdere terugtocht. Die opdracht werd onmogelijk gemaakt door de zwermen Kozakken die door de omgeving trokken. 

Het leger moest verder, uitrusten was geen optie, en weer vormde het 33e de achterhoede. Door onophoudelijke aanvallen van Kozakken werd de achterhoede afgesplitst van de rest van het zich terugtrekkende leger. Het 33e kwam tot stilstand en werd onder vuur genomen door Russische artillerie, die dood en verderf zaaide. Nadat in de verdedigende opstelling van het 33e gaten vielen hakten de Russische Kozakken met zwaard en sabel in op de overlevenden. Uiteindelijk werden slechts 60 onderofficieren en minderen krijgsgevangen gemaakt door de Russen. Het 33e was opgehouden te bestaan...
Uiteindelijk zouden slechts 9 krijgsgevangen leden van het 33e terugkeren naar Nederland. De meesten zijn in krijgsgevangenschap of op weg daarnaartoe bezweken.


Het thuisfront


Zoals eerder beschreven werd Willebrordus volgens zijn personeelsdossier in 1812 als vermist opgegeven. Zo'n 9 jaar later ontspon zich een juridisch getouwtrek rond de vergoeding die Gerardus Baselmans conform het contract zou moeten betalen ingeval van overlijden van Wilhelmus. 



Akte 10 oktober 1821, dagvaarding Gerardus Baselmans.

Op 10 oktober 1821 wordt Gerardus Baselmans gedaagd om zich aan zijn contract te houden en 1600 guldens te betalen aan de vader van Willibrordus (dat zou hoe dan ook niet gaan: Hendricus overleed op 25-06-1818 [7]). Volgens de akte heeft de 'regtbank van eersten aanleg, zitting hebbende te Eindhoven, in dato achtsten january achtien honderd een en twintig behoorlijk geregistreerd, gemelden Willibrordus van Ganzewinkel absent verklaard; aangezien de afwezige geacht moet worden overleden te zijn' [5]. Zijn laatste brieven zijn binnen twee jaar na vetrek aangekomen, daarna is niets meer van Willibrordus vernomen. De gedaagde mag worden gesommeerd over de brug te komen. Gerardus Baselmans is aanwezig bij de zitting 'dewelke heeft gezegd dat hij zich voorals nog niet verplicht achtte om de gevraagde som van zestien honderd guldens te betalen, uit hoofde, dat hij dat hij sustineert (ed. 'zich beroept op') dat ingevolge het gemaakte contract hem eerstens het overllijden van zijnen plaatsvervanger met zekerheid moet bewezen worden' [5].   

Op 16 april 1823 volgt een tweede uitspraak door de vrederechter in Eindhoven. Baselmans wordt wederom gesommeerd zijn schuld te voldoen, ditmaal aan Jacobus van Gansewinkel, de jongere broer van Willibrordus [6]. Baselmans blijft weigeren, en onbekend is of de Blaarthemse bouwman ooit zijn schuld heeft voldaan.  

De hel van 1812


O ja, een aardig werk over hoe het leven in de Grande Armée geweest zou kunnen zijn is van de hand van Bart Funnekotter. Het boek heet 'De Hel van 1812'. Mooi leesvoer.

Bronnen

  1. Rooms-Katholiek doopboek 1788-1818, Mierlo, toegangsnr 8078, inv.nr. 19, folio 5.
  2. Sabron, F.H.A. Geschiedenis van het 33e regiment Lichte Infanterie (het Oud-Hollandsche 3e regiment Jagers) onder Keizer Napoleon I. De Koninklijke Militaire Academie. Breda, 1910
  3. Personeelsdossier, GR 22 Yc 235, Service Historique de la Défense, Ministère des Armées, Vincennes Cedex, Frankrijk
  4. Akte 78, Archief Notaris Jan de Witt, Eindhoven, 30 oktober 1811
  5. Akte 95, Vredegerechten 10 oktober 1821, Toegangsnummer 21, inventarisnummer 1388, BHIC
  6. Akte 46, Vredegerechten 16 april 1823, Toegansgnummer 21, inventarisnummer 1389, BHIC
  7. BS Mierlo, akte 11, Overlijdensakte Hendricus van Ganzewinkel, 25-06-1818

zondag 29 oktober 2017

De Dienst...een heuse 007 ?

De derde van Gansewinkel die in de eerste wereldoorlog in het Belgische leger diende was Arnoldus Isidorus Julianus, geboren op 8 augustus 1885 in Retie, zoon van Aloysius Josephus van Gansewinkel en Anna Elisabeth Mertens.


Uittreksel geboorteregister Arnoldus Isidorus Julianus [1].

Arnold meldde zich als (ongehuwde) oorlogsvrijwilliger aan en werd als soldaat-chauffeur 2e klas op 1 augustus 1914 ingelijfd bij de gemotoriseerde colonne van 2 D.A. (Divisie - Division d'Armée) [1]. Deze divisie was in de verdediging van de vesting Antwerpen (Position fortifiée d'Anvers” of “PFA”)  geposteerd op de oostflank, op 9 september ter hoogte van de rivier de Demer in de omgeving van Aarschot. Op 15 september trok het Belgische leger zich verder terug in de richting van Antwerpen en was de 2e divisie ten oosten van Lier te vinden [2].


Troepenbewegingen Belgische leger tussen 9 en 15 september 1914 [2].


Waarschijnlijk week Arnold, net zoals vele Belgen, na de val van Antwerpen uit naar het buitenland, want op 24 januari 1917 werd hij in Folkstone (Engeland) ingelijfd in de eenheid 'Center 'd'Instruction Artillerie (CIA). Op 1 maart 1917 werd hij geplaatst in de 1e compagnie des Substitants de Calais. Dit was een legeronderdeel waar soldaten in afwachting van plaatsing bij een ander onderdeel werden ondergebracht. In april 1917 werd Arnold ingedeeld bij de G.P.A.R. (Grand Parc Automobile de Réserve) in de S.A./A.G.(Gezondheidsdienst - Service de Santé du troupes Auxiliares de Genie) van het C.T./A.G. (Korps Geniehulptroepen - Corps des troupes auxiliares de genie). Zeker, in het Belgische leger hield men van afkortingen (amai, se...). Daar diende hij aan het front tot aan de wapenstilstand. Voor zijn bijdrage aan de oorlogsinspanningen verdiende Arnold 2 'chevrons', een militair rangonderscheidingsteken voor het uitoefenen van voortreffelijke of langdurige dienst [1].
Nog onduidelijk is de levenswandel van Arnold tussen de twee wereldoorlogen. Wel weten we dat hij op 15 mei 1924 in Retie trouwde met Margeurite van Elst (geboren 11-11-1901, Retie) [7]. Op een gegeven moment, waarschijnlijk gedurende de Tweede Wereldoorlog, is hij toegetreden tot de Belgische Inlichtingendienst, want zijn dossier vermeld hem als Adjudant IAA (Inlichtingen en Actie Agent) [1], voor dienst Luc-Marc. Deze inlichtendienst wierf vooral onder ambtenaren, oud militairen en oud-scouts [5]. Luc-Marc was één van de 127 Inlichtingen en Actiediensten (IAD's) die vanuit de Belgische Staatsveiligheidsdienst, in ballingschap in Londen, werden georganisereerd [6]. De IAD's hadden gezamelijk 18.716 agenten in dienst. Dienst Luc-Marc was één van de grootste IAD's, actief op het gebied van politieke, militaire en economische spionage [6]. Daarnaast was de dienst (beperkt) actief op het gebied van sabotage en het onderhouden van vluchtlijnen [6].   
In 1948 verschijnt er een voorstel om Arnold (helaas posthuum) meer militaire onderscheidingen toe te kennen. In het voorstel (het zal een standaard tekst zijn...) is te lezen dat Arnold 'met vurige moed en zonder aarzeling zijn diensten leverde voor de bevrijding, tot volle tevredenheid van de leiding. Hij was een mooi voorbeeld van toewijding en patriotisme'. Mogelijk heeft dit betrekking op activiteiten in de Tweede Wereldoorlog, maar daar is (nog) geen documentatie over beschikbaar.


Voorstel voor toekenning van onderscheidingen [1]

Arnold heeft in ieder geval aardig wat titels en onderscheidingen bij elkaar weten te schrapen. Hij was Ridder in de Leopoldsorde, kreeg ket Oorlogskruis met Palm, de medaille van de Strijder-Vrijwilliger, de medaille der Overwinning, de Herinneringsmedaille van den oorlog 14-18 en het Herdenkingskruis van Z.M. Albert I [3]. Het bidprentje van Arnold laat zien dat hij onverwacht op 3 oktober 1945 in de St. Jozefskliniek in Turnhout is overleden [3]. Zijn weduwe, Marguerite van Elst, overleed ruim 30 jaar later, op 20 april 1976 [4].


Arnold Isidoor Juliaan van Gansewinkel [3]


Bronnen:


  1. Dossier Arnoldus Isidorus Julianus van Gansewinkel, stamboeknummer 1592, dossiernummer 6030097; Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis, Documentatiecentrum,Jubelpark 3, 1000 Brussel
  2. http://www.be14-18.be/nl/defensie/antwerpen, bezocht op 22 oktober 2017
  3. Bidprentje Arnold Juliaan Isidoor van Gansewinkel. http://zevenneten.be/php/bidprenten
  4. Bidprentje Marguerite van Elst. http://zevenneten.be/php/bidprenten
  5. Dumoulin M, Gerard E, van den Wijngaert M, Dujardin V. Nieuwe Geschiedenis van Belgie II: 1905-1950. Lannoo 2006
  6. Persoonlijke communicatie R. Libert, Voorzitter Koninklijke Unie Inlichtingen en Actiediensten.
  7. https://gw.geneanet.org/mirrith2007

vrijdag 20 oktober 2017

De dienst...

We hadden al eerder geconstateerd dat er reden genoeg is om aan te nemen dat Charles Laurent, geboortig van Rethy een échte van Gansewinkel is, en géén bastaard. 
Het militaire dossier van Charles, te vinden in het documentatiecentrum van het Belgische Leger in Brussel, geeft ons wat meer informatie over zijn levenswandel. Zo is te lezen dat Charles gehuwd was en in 1910 een kind geboren zag worden [1]. 
Charles -of Karel-, arriveerde op 1 augustus 1914 als loteling of dienstplichtige bij het 2e bataljon de siège, en diende daar tot 12 augustus als wachtmeester artillerie der Vesting Antwerpen. De Duiste troepen vielen op 4 augustus Belgie binnen en rukten via Luik en Namen op naar de Vesting Antwerpen. Antwerpen werd op 10 oktober door de Duitsers veroverd. Op 13 augustus werd Charles geinterneerd in Nederland (zeer waarschijnlijk was hij daar samen met duizenden andere Belgische militairen en burgers heengevlucht om aan krijgsgevangenschap te ontkomen). Na ruim 4 jaar werd hij op 4 december 1918 gerepatrieerd. 

Charles werd op 1 mei 1919 gedemobiliseert. Op 7 mei van datzelfde jaar richtte hij een schrijven aan een Minister [2]. 

"Ik, ondergetekende Van Gansewinkel Laurent, neem de eerbiedige vrijheid Ued [Uwe edelachtbare] het volgende te vragen. Heer minister. Zoals u bekend is, was ik militaire, wachtmeester artillerie der vesting Antwerpen. Bij den val van Antwerpen ben ik geinterneerd in Holland. Tijdens mijn interneering heb ik deel uitgemaakt van den Belgischen Inlichtingendienst, met nog andere mijner collega's, alwaar wij vele nuttige diensten aan het vaderland bewezen hebben, zulks zonder vergoeding om op die wijze onze vaderlandsliefde te toonen en te helpen bijdragen tot het wellukken der overwinning. 
Geachte Heer Minister zoudt u niet denken dat wij in de gelegenheid zouden kunnen gesteld worden om eene militaire décoratie te bekomen. Ik hoop wel van ja.
Geachte Heer Minister een tweede vraag. Daar wij niet in de gelegenheid geweest zijn om frontstrepen te kunnen verdienen zouden wij ook niet, een ander bijzonder teeken kunnen bekomen, om op de mouw van de vest of kapokjas te kunnen dragen daar wij tog als geinterneerd in een vreemd land veel hebben bijgedragen voor ons geliefde vaderland.
Ik hoop wel Geachte Heer Minister, indien het mogelijk is, dat U ons een klein weinig zult willen helpen tot het bekomen van mijne vraag.
Heer Minister, indien U andere inlichtingen noodig hebt (bijvoorbeeld) de namen mijner collega's, alsook de nodige inlichtingen van den Chef van den inlichtingendienst om voorgesteld te worden voor een militaire décoratie en een bijzonder teeken op de mouw van vest of kapokjas, wil dan a.u.b. zo goed zijn van de noodige inlichtingen te laten weten. 
Hooggeachte Heer Minister. Daar ik reeds lange jaren door u gekend ben, en u weet wie ik ben, zoo durf ik hoopen, dat U wel zoo goed zoud willen zijn ons te helpen.
Heer Minister ik hoop op uwe welwillend medewerking en daar ik Uw goed hart ken, zoo ben ik bijna verzekerd dat U ons zult helpen. Hopende een gunstig antwoord te mogen ontvangen, zoo biedt ik U mijnen eerbiedigen dank. Uw onderdanige dienaar,

Van Gansewinkel Laurent
Politieagent
Pyckestraat 49
Antwerpen"

De smeekbede had geen succes, in mei 1921 kreeg Charles Laurent te horen dat hem geen frontstrepen ten deel zouden vallen. Wel ontving hij van de Vlaamsche Oudstrijdersbond Antwerpen 300 franc.


Bronnen:

  1. Formulier Oudstrijdersbond, dossier Charles Laurent van Gansewinkel, stamboeknummer 1441, dossiernummer 6163156, Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis, Documentatiecentrum, Jubelpark 3, 1000 Brussel
  2. Dossier Charles Laurent van Gansewinkel, stamboeknummer 1441, dossiernummer 6163156, Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgs-geschiedenis, Documentatiecentrum, Jubelpark 3, 1000 Brussel

zaterdag 23 september 2017

Waarvan akte...

Ook van Leon, geboortig van Peer is een geboorteakte gevonden. Zoals we reeds wisten werd deze Belgische nazaat van Aerdt Henssen uit Myerle op 13 maart 1893 geboren als zoon van Pieter Hendrik Vangansewinkel en Maria Helena Vanderheyden. Dat gebeurde omstreeks 5 uur in de vroege ochtend. De geboorteakte bewijst dat vader Pieter Hendrik de kunst van het schrijven machtig was. 


Geboorteakte Leo Joseph Vangansewinkel, Peer, 1893

vrijdag 22 september 2017

Waarvan akte...

Eerder wisten we al te melden dat er in Retie (Rethy) een tak van de familie woonde die zich in de Grande Guerre niet onbetuigd heeft gelaten. Maarliefst 3 Ganzen streden in het Belgische leger: Léon, Arnold Juliaan Isidoor en Charles. Van Charles Van Gansewinkel, in eerste instantie onwettig kind van Maria Carolina van de Ven, is de geboorteakte opgedoken. En er is meer. Charles werd geboren op 1 september 1885 [1]. Brigadier boswachter Petrus Laurentius Claes deed de aangifte op 2 september 1885 [1].


Geboorteakte Charles Laurentius, geen van Ganzewinkel DNA...of toch? 

Deze Petrus Laurentius Claes, in de geboorte-akte van Charles aangeduid als schoonvader van Maria Carolina [1], had als huisvrouw Anna Catharina Slaets [2], de moeder van Maria Carolina. Volgt u het nog? Anna Catharina Slaets was weduwe van de biologische vader van Maria Carolina, Joannes Vandeven [2].
Maria Carolina huwde later Henricus Josephus van Gansewinkel, en op 4 december 1892 werd Charles wettig verklaard, én een van Gansewinkel [1,3]. Dit feit is op te maken uit zowel een aantekening in de kantlijn van de geboorte-akte, als de huwelijksakte.



Huwelijksakte Henricus van Gansewinkel en Maria Carolina van de Ven.
 
Nu staat in de huwelijksakte duidelijk over de twee echtelieden dat 'er van hen een kind geboren is van het mannelijk geslacht te Rethy den eersten september achtienhondervijfentachtig' [3]. Als we aannemen dat een van Ganzewinkel nooit liegt (ik steek er mijn hand niet voor in het vuur) zou dit betekenen dat Charles wel degelijk een echte van Gansewinkel was, en in 1885 door de 47-jarige Henricus bij de toen 28-jarige Maria is verwekt. Men zal er schande van hebben gesproken, maar dan in het Vlaams. 

Bronnen:
1. Geboorteakten 1881-1890, akte 84, burgerlijke stand Retie
2. Huwelijksbijlagen 1891-1892, no 13, burgerlijke stand Retie
3. Huwelijksakten 1891-1900, blad 14-15, no 13, burgerlijke stand Retie 

maandag 7 augustus 2017

De Dienst...

Het is 1952, Legerkamp Harskamp, Gelderland. Jan van Ganzewinkel in De Dienst. Zijn strijdmakkers zijn een iets minder makkelijk doelwit...



Jan van Ganzewinkel, hurkend. 1952, Legerkamp Harskamp

vrijdag 4 augustus 2017

Uit den Ouden Doosch...

Letterlijk dan. We schrijven 1 t/m 4 juni 1951. Vlak voordat spap, Jan van Ganzewinkel, de dienst in moest. Het was destijds kennelijk de gewoonte dat je met de lichting dienstplichtigen door Jezuiten een paar dagen doorgezaagd werd over ethische en religieuze aspecten aan het leven. Dat was voor den Soldaet namelijk van groot belang. Uiteraard konden er ook andere zwaarwegende argumenten zijn om in retraite te gaan, en ook daarvoor was plaats in Retraitehuis Loyola in Vught. Het huis was overigens vlakbij de Isabella-kazerne gelegen. Handig, want daar was Jan gelegerd. De hond op de foto, dat is wel een dingetje. Die staat namelijk op de meeste groepsfoto's die genomen zijn bij het retraitehuis en op het web rondzwerven. Gezien de tijdsspanne waarin het huis was geopend lijkt het niet waarschijnlijk dat het altijd hetzelfde exemplaar was...



Jan van Ganzewinkel, bovenste rij, 6e van links. 1-4 juni 1951, Huize Loyola, Vught

donderdag 3 augustus 2017

Uw ID graag...

Er is een nieuwe schatkist aangeboord. Veel materiaal uit twee oude dozen, zullen we maar zeggen. Vooral over het gezin van Laurentius van Ganzewinkel en Maria van de Burgt. Om maar eens te beginnen: van Lau is een rijbewijs opgedoken. Het document van 24 mei 1966, uw genealoog dr. was bijna een jaar jong, verteld ons dat Lau alles mocht besturen, behalve als het slechts twee wielen en een motor had. O ja, en hij zag er goed uit.